2min

Tags in dit artikel

, , ,

Het EK mogen we al bijna vergeten, maar volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kende Nederland het afgelopen jaar wél de meeste internetaansluitingen van alle Europese lidstaten. In 2011 had 94 procent van de Nederlandse huishoudens thuis toegang tot het internet. In 2005 lag dat aandeel nog op 78 procent, in 2010 op 91 procent.

Het CBS heeft voor haar berekeningen gekeken naar huishoudens met ten minste één persoon in de leeftijd van 16 tot 74 jaar met toegang tot het internet. Daaruit bleek dus dat slechts een zeer kleine groep niet thuis over een eigen internetaansluiting beschikt. Deze groep raadpleegt internet wellicht vanaf de werkplaats, openbare plek zoals de bibliotheek, of gebruikt zijn smartphone. Natuurlijk zijn er ook mensen die het internet helemaal links laten liggen.

Het CBS heeft haar bevindingen vergeleken met de gegevens uit Eurostat, het Europese bureau voor de statistiek. Daaruit blijkt dat Nederland met 94 procent het hoogste aandeel kent met huishoudens die over een eigen internettoegang beschikken. We voelen echter de warme adem van enkele Scandinavische landen: Noorwegen (92 procent), Zweden (91 procent) en Denemarken (90 procent). Het gemiddelde van de 27 Europese lidstaten dat thuis internettoegang heeft ligt aanzienlijk lager, op 73 procent.

Tevens blijkt uit het onderzoek van het CBS dat wij steeds vaker internet raadplegen. Afgelopen jaar was 86 procent van de Nederlandse huishoudens vrijwel dagelijks online te vinden. In 2005 bedroeg dat aandeel nog 68 procent. Een verklaring voor deze bevinding is het feit dat smartphones en tablets vandaag de dag een grotere rol spelen in ons dagelijks leven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het CBS constateert dat tweederde van de jongeren van 12 tot 25 jaar over een mobiel apparaat beschikt. Bij ouderen van 65 tot 75 jaar ligt dat aandeel aanzienlijk lager: slechts 13 procent van hen beschikt over een mobiel apparaat met internettoegang.