4min

Nu retailers de consument via tal van verschillende kanalen zoeken en vinden, komt er ook en eind aan de traditionele webshop-software. De traditionele webshop-oplossingen focussen namelijk maar op één ding: de online-shop die wordt bezocht in een browser op een pc of smartphone. Dat terwijl de consument nu naast de traditionele webshop gebruikmaakt van apps, social media, chatbots, wearables en voice assistants om in contact te komen met merken. Moderne platforms voor digital commerce spelen hierop in. Zij gebruiken een Application Programming Interface (API) om onderdelen als productinformatie, winkelwagen en ordermanagement via verschillende platforms aan consumenten te presenteren.

De API heeft het in zich om de stoommachine te worden van de digitale revolutie. Een open interface stelt ontwikkelaars namelijk in staat om een bepaalde digital commerce-oplossing in heel korte tijd te implementeren en beschikbaar te stellen via ieder voor internet geschikt device. Daarbij maakt de programmeertaal of de gewenste userinterface niet uit. Dit is vooral van belang nu de technologische ontwikkelingen zeer snel verlopen en zaken die vijf of tien jaar geleden nog enorme innovaties waren nu gemeengoed zijn geworden. Denk aan de smartphone die in 2007 werd gelanceerd. Hoe zag het leven daarvoor uit? En wie had drie jaar geleden kunnen bedenken dat we van een voice assistant als Siri of Alexa gebruikmaken alsof het de gewoonste zaak van de wereld is? En dan hebben we het nog niet eens over de zelfrijdende auto.

API’s zijn de drivers van de GAFA-economie

Deze trends onderstrepen het belang van een API. Ze zijn een belangrijke basis voor nieuwe modellen en kanalen voor digital commerce. Zo kan een productinformatiesysteem, dat als een API beschikbaar is, de bestaande productcatalogus in zeer korte tijd beschikbaar maken voor een chatbot of voice assistant. Zonder een API is dat lastig en is het vaak nodig om een systeem opnieuw op te bouwen om iedere nieuwe userinterface te kunnen ondersteunen. Dat API’s zorgen voor nieuwe businessmodellen en stimuleren innovatie. Dat blijkt onder meer door hun rol in de GAFA-economie, de wereld van Google, Amazon, Facebook en Apple. Deze bedrijven vertrouwen alle vier sterk op openbare API’s en bieden ontwikkelaars de middelen om eigen applicaties en mashups te bouwen. De App Store van Apple en de Play Store van Google tellen nu al meer dan twee miljoen apps, een aantal dat geen enkel zelfstandig bedrijf zou kunnen bouwen en onderhouden.

Mulitplier-effect

Door API’s beschikbaar te stellen, besteden zij innovaties uit: iedere derde ontwikkelpartij fungeert als een multiplier. Kijk maar naar Google Maps. Bedrijven als Uber of MyTaxi gebruiken de API van Maps om chauffeurs en passagiers te koppelen. Dat is veel goedkoper dan zelf kaarten van een stad te maken. Daarnaast betekent de API-economie dat bedrijven niet langer afhankelijk zijn van een enkele partij. Sterke nog: volgens het Gabler Economisch Woordenboek profiteren bedrijven met de API-economie van een ‘netwerk van verschillende partners met ieder eigen hoogwaardige skills die op de korte termijn nodig kunnen zijn voor specifieke transacties. Deze partners zijn automatisch te integreren, zonder vertraging en transactiekosten’.

Scheiden van front- en backend

Daarnaast maken API’s het mogelijk om front-ends en back-ends te scheiden. Je kunt de API alle businesslogica en data laten beheren en je als bedrijf volledig concentreren op eigen front-end, die op ieder mogelijk platform te implementeren is. Front-ends vormen de directe interface naar de klant en zijn in de API-wereld niet langer beperkt. Zij kunnen zich presenteren als een webshop, maar ook als een chatbot of een voice assistant. Vanuit deze optiek is Alexa van Amazon ook een front-end, die je niet kunt zien maar die wel naar je luistert. Ook het Internet of Things profiteert van API’s. Denk aan een geautomatiseerde koffiemachine die nu via een webshop capsules bestelt, wat een omslachtig proces kan zijn. Via een API kan dat sneller en eenvoudiger, zonder eventuele workarounds.

E-commerce wordt API

Matthias Steinforth, managing director en medeoprichter van kernpunkt, een commercetools Solution Partner uit Keulen, wijst erop dat zelfs gesloten system als Facebook, Pinterest of Twitter zich ontwikkelen in de richting van points of sale. “Het aanbieden van een ‘Koop nu’-knop of de mogelijkheid om producten via deze kanalen te vermarkten maken het traditionele afrekenproces overbodig. Als deze systemen beschikken over de relevante klantdata – zoals naam en adres en creditkaartnummer – kan het hele aankoopproces naar het betreffende platform verschoven worden. Conventionele integratieconcepten voldoen niet aan deze eisen. Het is vandaag de dag niet langer reëel om data via een nachtelijke exportfunctie te delen. Ze moeten via een interface op ieder moment voor een groot aantal partijen beschikbaar zijn. Verder vormt content-as-a-service marketing- en productinformatie om naar services. En moderne e-commerce-platforms denken niet langer in multichannel of omnichannel categorieën: e-commerce-functies zijn via API’s te integreren in ieder mogelijk systeem via ieder mogelijk kanaal. E-commerce wordt een API.”

Dirk Hörig, CEO van commercetools, is het daarmee eens. “Of je nu chatbots, sociale netwerken, wearables, IoT of spraakdevices gebruikt, als je de concurrentie een stap voor wilt blijven, dan moet je de klant een gepersonaliseerde ervaring en koopkans bieden in de juiste context. Dat is het beste mogelijk door de inzet van API’s en te focussen op de eigen touchpoints. Daarbij moeten deze touchpoints er op een mobiele telefoon anders uitzien dan op de pc thuis. En dat is met API’s optimaal te ondersteunen.

Dit is een ingezonden bijdrage van Steven Fockema, business developer Benelux, Nordics en UK bij commercetools. Via deze link vind je meer informatie over de mogelijkheden van het bedrijf.