2min

Tags in dit artikel

, ,

Organisaties investeren steeds meer in big data en kunstmatige intelligentie. Voornaamste reden hiervoor is de angst voor disruptie, en niet de zoektocht naar de hoogste operationele efficiënte. Dat blijkt uit een onderzoek van NewVantage Partners onder Fortune 1.000-bedrijven, meldt Silicon Angle

De enquête van NewVantage wordt sinds 2011 ieder jaar uitgevoerd. Het onderzoek omvat slechts 64 bedrijven, maar daaronder vallen wel een aantal van de grootste banken, verzekeringsbedrijven en life sciences-bedrijven ter wereld. 97 procent van de respondenten heeft een managementfunctie.

Vrijwel alle enterprises investeren in big data. 90 procent van de bedrijven in het onderzoek investeren nu meer in big data en AI-projecten, en 75 procent zegt dat dit is wegens angst voor disruptie van data-driven concurrenten. Twee jaar geleden gaf slechts 47 procent dit aan als voornaamste motivatie. “We zitten in een ontwrichtende tijd en big data, AI en machine learning zitten in het midden van die verandering”, aldus Randy Bean, CEO van NewVantage en auteur van de studie.

Data-cultuur

Probleem is echter dat bedrijven geen grote veranderingen zien. De meeste organisaties hebben moeite met de weerstand van mensen en bedrijven tegen de nieuwe technologie. 62 procent zegt meetbare resultaten te halen uit hun investeringen, iets minder dan de helft zegt te vechten op het gebied van data en analytics. 28 procent geeft aan een data-gedreven cultuur te hebben opgesteld.

Er zijn diverse factoren die organisaties tegenhouden om hun potentie op het gebied van big data en AI te behalen. De grootste problemen zitten hem in de cultuur. 95 procent van de respondenten zei dat de problemen zich voordoen met mensen en processen. Slechts 5 procent gaf aan dat technologie voor problemen zorgt.

Bean en mede-auteur Tom Davenport stellen dat de implicaties hiervan groot zijn, omdat slechts een klein aantal bedrijven het zich kan veroorloven om zich in de toekomst niet op data te richten. “Bedrijven die geen data-cultuur weten te ontwikkelen, lopen kans om te verdwijnen, zowel op de lange termijn als plotseling”, aldus Bean.

CDO

Pogingen van bedrijven om zichzelf te transformeren rondom data, stranden vaak vanwege dezelfde redenen, aldus Bean. “Mensen kunnen maar zoveel informatie opnemen en zich maar in zoverre aanpassen als het gaat om nieuwe aanpakken voor traditionele zakelijke processen. Dat is waar de transformatiepogingen falen.”

Verder toont het onderzoek problemen aan in hoe managers de rol van de chief data officer zien. Respondenten gaven zeer verschillende antwoorden over wat die functie moet inhouden en wie de rol op zich moet nemen. 38 procent gaf bijvoorbeeld aan dat de CDO een externe werknemer moet zijn, 32 procent ziet liever iemand van binnen het bedrijf. Bijna de helft denkt dat de CDO vooral verantwoordelijk is voor data, 28 procent zegt dat er niet één iemand verantwoordelijk moet zijn.

68 procent van de respondenten zegt wel een CDO te hebben, maar een op de vijf managers zei dat de rol interim of onnodig was.