3min

Tags in dit artikel

, , ,

De campagne van de muziekindustrie tegen mensen die muziek downloaden heeft een flinke klap gekregen. Een rechter in Washington oordeelt dat de Recording Industry Association of America (RIAA) geen procedure mag gebruiken waarmee tot nu toe al enkele honderden illegale downloaders op de korrel werden genomen. De rechtbank in Washington sprak zich niet uit tegen de campagne en verklaarde zelfs sympathie te hebben voor de problemen van de muziekindustrie. Maar de rechter had wel problemen met de methoden die de RIAA gebruikt in zijn strijd tegen downloaders. Met name het gebruik van een onderdeel van de Digital Millennium Copyright Act (DMCA)-wet die niet bedoeld is om illegale bestandsruil via p2p-netwerken te bestrijden, kan niet door de beugel. De DCMA-wet werd eind jaren negentig ingevoerd in de V.S. om onder meer schendingen van copyright via digitale kanalen als het internet aan het banden te leggen. Er is nogal wat discussie over de wet, omdat ze volgens tegenstanders te pas en te onpas wordt ingeroepen om rechtszaken aan te spannen.

Zo werden ooit honderden websites bedreigd met een proces omdat ze de code van het DeCSS-programma publiceerden of er naar doorlinkten. Voorstanders, zoals de film- en muziekindustrie, vinden in de DCMA een methode om snel op te treden tegen mensen die illegale kopieën maken van media. Zo kan er eenzijdig een verzoekschrift worden ingediend bij een rechtbank om de identiteit van een surfer te weten te komen. De ISP waarbij die surfer zit, moet dan dan de gevraagde informatie te leveren. Dat is cruciaal, want de internetaanbieder kan het IP-adres die wordt gedetecteerd koppelen aan de echte naam van een gebruiker. Het is precies die uitzonderlijke werkwijze die door de rechter onderuit wordt gehaald. Volgens de rechtbank in Washington mogen de eenzijdige verzoekschriften niet dienen voor vermeende copyrightschendingen op p2p-netwerken zoals KaZaA. Er wordt immers nooit content op servers van de ISP geplaatst. Dat betekent niet dat de RIAA-campagne zelf wordt afgekeurd. Maar in de plaats van een gerichte actie tegen een persoon moet de muziekindustrie nu een langdurige procedure inzetten tegen onbekenden.

Om de identiteit van een surfer te onthullen, moet er een volledig proces worden gevoerd. Het wordt dus veel duurder voor de RIAA om zijn campagne verder te zetten. De organisatie is ontevreden over de opvatting van de rechter en wijst ook op nadelen voor de geviseerde downloaders. Zij zouden niet langer eerst de kans krijgen om een minnelijke schikking te treffen met de muziekindustrie, maar meteen worden blootgesteld aan een proces. Tot op heden hebben de meeste mensen die een brief van RIAA ontvingen, gekozen voor een schikking. Gemiddeld werd daarbij 3.000 dollar betaald. Tegenstanders van de RIAA-campagne zoals ISP’s en de burgerrechtenorganisatie Electronic Frontier Foundation (EFF) zijn tevreden. "De uitspraak bevestigt wat ISP’s in het begin zeiden", zegt EFF-advocaat Fred von Lohmann. "Peer-to-peer-netwerken bestonden niet toen DMCA werd opgesteld én het Congres had bovendien toen deze verzoekenschriftenfabriek niet in gedachten." De RIAA nog verschillende uitwegen. Omdat de uitspraak van de rechtbank alleen geldt voor Washington, kan de koepelorganisatie gewoon naar een andere staat trekken en vanaf een ander adres verzoekschriften versturen. Meer waarschijnlijk is dat de muziekindustrie bij de Amerikaanse overheid zal lobbyen om de DMCA aangepast te zien. Ze zullen daarbij waarschijnlijk tegengewerkt worden door een recent opgerichte lobbygroep van p2p-firma’s.