3min

Hoe we testen

We hebben de TP-Link Archer C3200 uiteraard ook uitgebreid aan de tand gevoeld als het gaat om de draadloze prestaties, waarbij we ons hebben gericht op de TCP-prestaties. Dat protocol wordt door verreweg de meeste apparaten in het netwerk gebruikt, ook al liggen de doorvoersnelheden hiervan lager dan van UDP. Hiervoor gebruiken we iperf/jperf, waarbij we in totaal vier Windows-machines gebruiken. Een ervan is geconfigureerd als server, de andere drie als clients. Om er zeker van te zijn dat we met instellingen testen die enigszins fatsoenlijke resultaten opleveren (dus niet met een te kleine TCP Window Size), hebben we eerst een bekabelde baseline-test gedaan. Daar haalden we zo’n 860 Mbps mee, dicht tegen het maximale dat je kan halen via een gigabitverbinding. Dat volstaat prima voor onze tests. We gebruiken voor deze en toekomstige tests drie externe USB 3.0 AC1900 WiFi-adapters van TP-Link, van het type Archer T9UH. Voor zowel 2,4 als 5 GHz zetten we het te testen access point of de te testen router op een vast kanaal, kanaal 1 voor 2,4 GHz, kanaal 36 voor 5 GHz en in het geval van een tri-band-router kanaal 100 voor deze radio. Allereerst hebben we per radio gemeten wat de doorvoersnelheid is in nagenoeg optimale omstandigheden, gedurende een minuut. Op 2,4 GHz meten we dan gedurende een test van een minuut een gemiddelde doorvoersnelheid van 228 Mbps. Op 5 GHz is dat 527 Mbps. Dit geeft in ieder geval aan dat de radio’s ook bij een relatief zware langdurige belasting overeind blijven. Zetten we Smart Connect aan, dan komen we op een totaalscore van 590 Mbps. Hierbij verdeelt de TP-Link Archer C3200 de clients dus zelf. Verdelen we ze handmatig over de drie frequenties, dan komen we beduidend hoger uit: 721 Mbps. Hierboven kun je dus de testresultaten zien in nagenoeg ideale omstandigheden: de clients staan dichtbij de router en er zijn geen obstakels tussen de router en de clients. In het dagelijks leven komt deze situatie natuurlijk zelden tot nooit voor. Vandaar dat we een test hebben bedacht waarbij we kijken naar de kwaliteit van het signaal op meerdere locaties in een gebouw. Voor deze eerste test hebben we een woonhuis genomen om dit te meten, in een omgeving waarin veel andere netwerken in de lucht zitten. In de toekomst zullen we ook naar kantooromgevingen gaan kijken, om tot de optimale testopstelling te komen. Waar we bij dit deel van de test met name benieuwd naar zijn, is de kwaliteit van het signaal. Allereerst is het van belang dat de signaalsterkte goed genoeg is. Deze wordt uitgedrukt in dBm. In het algemeen geldt dat een sterker signaal ook een hogere throughput oplevert, als alle andere zaken gelijk blijven. dBm is een logaritmische schaal, wat in dit geval inhoudt dat een toename van 3 dBm staat voor een verdubbeling van de signaalsterkte, een afname van 3 dBm betekent een halvering ervan. Voor deze schaal geldt dat een lager getal beter is: -40 dBm is beter dan -70 dBm. Dat laatste is globaal de waarde waar je het best minimaal op kan mikken om een goed werkend signaal te hebben voor algemene doeleinden, zoals browsen en mails lezen en beantwoorden. Voor zaken zoals VoIP kun je beter iets lager gaan zitten. Bij het bekijken van de kwaliteit van een signaal, is niet alleen de signaalsterkte van belang, maar ook de noise floor. Dit is de ‘ruis’ die altijd aanwezig is in de lucht en die ervoor kan zorgen dat zelfs een krachtig signaal geen goede verbinding oplevert. Die moet je nog van de signaalsterkte aftrekken om de Signal-to-Noise-Ratio te berekenen. Dat is een positief getal en vertelt je wat de eigenlijke kwaliteit van het signaal is. Hoe hoger het getal, des te beter is het signaal. We doen op de plaatsen waar we de metingen doen voor de volledigheid ook een doorvoertest met iperf/jperf. De eerste locatie is in de kamer boven de ruimte waar de Archer C3200 staat, de tweede op nog een verdieping daarboven.