4min

Tags in dit artikel

,

Inleiding

De meeste mensen weten wel waarvoor CTRL+C en CTRL+V, enzovoorts voor dienen, maar er zijn er veel meer en veel interessantere sneltoetsen van Windows en daarom heb ik er hier een heleboel geordend:

Combinaties in dialoogvensters
ALT+Onderstreepte letter: De desbetreffende opdracht uitvoeren of de desbetreffende optie selecteren.
BACKSPACE: De map op het bovenliggende niveau openen als er een map is geselecteerd in het dialoogvenster Opslaan als of Openen.
CTRL+TAB: Naar het volgende tabblad gaan.
CTRL+SHIFT+TAB: Naar het vorige tabblad gaan.
ENTER: De opdracht voor de actieve optie of knop uitvoeren.
F1: Help-informatie weergeven.
F4: De items in de actieve lijst weergeven.
Pijltoetsen: Een keuzerondje selecteren als de actieve optie uit een groep keuzerondjes bestaat.
SPATIEBALK: Het selectievakje in- of uitschakelen als de actieve optie een selectievakje is.
SHIFT+TAB: Naar de vorige optie gaan.
TAB: Naar de volgende optie gaan.

Toegankelijkheidscombinaties
: Het menu Start weergeven of verbergen.
CTRL++F: Computers zoeken.
+BREAK: Het dialoogvenster Systeemeigenschappen weergeven.
+D: Het bureaublad weergeven.
+E: Deze computer openen.
+F: Een bestand of map zoeken.
+F1: Windows Help weergeven.
+L: De computer vergrendelen als u verbonden bent met een netwerkdomein, of schakelen tussen gebruikers als u niet verbonden bent met een netwerkdomein.
+M: Alle venster minimaliseren.
+Shift+M: Het formaat van geminimaliseerde vensters herstellen.
+R: Het dialoogvenster Uitvoeren openen.
+U: Hulpprogrammabeheer openen.

Windows-toets combinatie
SHIFT-RECHTS acht seconden ingedrukt houden: Filtertoetsen in- en uitschakelen.
ALT-LINKS + SHIFT-LINKS +PRNT-SCRN: Hoog contrast in- en uitschakelen.
ALT-LINKS + SHIFT-LINKS +NUM-LOCK: Muistoetsen in- en uitschakelen.
SHIFT vijf keer indrukken: Plaktoetsen in- en uitschakelen.
NUM-LOCK vijf seconden ingedrukt houden: Schakeltoetsen in- en uitschakelen.
+U: Hulpprogrammabeheer

Toetsenbordcombinaties algemeen
ALT+ENTER: De eigenschappen van het geselecteerde item of object weergeven.
ALT+ESC: Items doorlopen in de volgorde waarin ze zijn geopend.
ALT+F4: Het actieve item sluiten of het actieve programma afsluiten.
ALT+Onderstreepte letter in een menunaam: Het desbetreffende menu weergeven.
ALT+SPATIEBALK: Het snelmenu of het systeemmenu voor het actieve venster openen.
ALT+TAB: Schakelen tussen geopende items.

BACKSPACE: De map die zich één niveau hoger bevindt, weergeven in Deze computer of in Windows Verkenner.

CTRL: terwijl u een item sleept Het geselecteerde item kopiëren.
CTRL+A: Alles selecteren.
CTRL+C: Kopiëren.
CTRL+ESC: Het menu Start weergeven.
CTRL+F4: Het actieve document sluiten in programma’s waarin meerdere documenten tegelijkertijd geopend kunnen zijn.
CTRL+SHIFT (terwijl u een item sleept): Een snelkoppeling naar het geselecteerde item maken.
CTRL+SHIFT (met een van de pijltoetsen): Een tekstblok markeren.
CTRL+X: Knippen.
CTRL+V: Plakken.
CTRL+Z: Ongedaan maken.
CTRL+PIJL-RECHTS: De invoegpositie naar het begin van het volgende woord verplaatsen.
CTRL+PIJL-LINKS: De invoegpositie naar het begin van het vorige woord verplaatsen.
CTRL+PIJL-OMLAAG: De invoegpositie naar het begin van de volgende alinea verplaatsen.
CTRL+PIJL-OMHOOG: De invoegpositie naar het begin van de vorige alinea verplaatsen.

DEL: Verwijderen.

ESC: De huidige taak annuleren.

F2: De naam van het geselecteerde item wijzigen.
F3: Een bestand of map zoeken.
F4: De lijst van de adresbalk weergeven in Deze computer of in Windows Verkenner.
F5: Het actieve venster vernieuwen.
F6: Schermelementen doorlopen in een venster of op het bureaublad.
F10: De menubalk in het actieve programma activeren.

Onderstreepte letter in een opdrachtnaam in een geopend menu: De desbetreffende opdracht uitvoeren.

PIJL-RECHTS: Het volgende menu aan de rechterzijde openen of een submenu openen.
PIJL-LINKS: Het volgende menu aan de linkerzijde openen of een submenu sluiten.

SHIFT (met een van de pijltoetsen): Meerdere items in een venster of op het bureaublad selecteren, of tekst in een document selecteren.
SHIFT (wanneer u een cd in het cd-rom-station plaatst): Verhinderen dat de cd automatisch wordt gestart.
SHIFT+DEL: Het geselecteerde item definitief verwijderen zonder het item in de Prullenbak te plaatsen.
SHIFT+F10: Het snelmenu voor het geselecteerde item weergeven.

Windows Verkenner combinaties
END: De onderkant van het actieve venster weergeven.
HOME: De bovenkant van het actieve venster weergeven.
NUM-LOCK + STERRETJE (op numeriek toetsenblok ‘*’): Alle submappen van de geselecteerde map weergeven.
NUM-LOCK + PLUSTEKEN (op numeriek toetsenblok ‘+’): De inhoud van de geselecteerde map weergeven.
NUM-LOCK + MINTEKEN (op numeriek toetsenblok ‘-‘: De geselecteerde map samenvouwen.
PIJL-LINKS: De huidige selectie samenvouwen als deze uitgevouwen is, of de bovenliggende map selecteren.
PIJL-RECHTS: De huidige selectie weergeven als deze samengevouwen is, of de eerste submap selecteren.

Wij bedanken PoizonBOx voor het insturen van deze tutorial!