3min

Tags in dit artikel

, ,

Een overstap naar de (public) cloud is allang geen doel op zich meer. Vaak is een overstap ingegeven door de wens om het applicatielandschap verder te moderniseren. Het totale IT-landschap is hierdoor complexer geworden, evenals het monitoren van deze omgeving. Waar het voorheen volstond te weten of een applicatie goed functioneerde, is het nu zaak de volledige IT-keten in kaart te brengen. In de markt zijn hiervoor zeer innovatieve monitoringtools beschikbaar, maar met een tool alleen ben je er nog niet. Organisaties weten zich namelijk vaak geen raad met de grote hoeveelheden data en (overbodige) alerts die dit met zich meebrengt. Het gevolg: risico op datamoeheid.

Het applicatielandschap van organisaties wordt steeds drukker, en applicaties worden bij steeds meer verschillende partijen ondergebracht. Dit betekent dat binnen een bepaald bedrijfsproces diverse applicaties gebruikt kunnen worden die vervolgens ook nog eens bij meerdere partijen draaien. Het gevolg hiervan is dat er niet langer één overzicht is van hoe applicaties werken, en dat vanuit verschillende invalshoeken naar het applicatielandschap gekeken moet worden. En dan maakt het niet uit of het gaat om verschillende services, diverse typen clouds of om meerdere datacenters.

Holistische monitoring

Naast de technische kant van het IT-landschap heeft ook het belang van de gebruikerservaring het afgelopen jaar een grote sprong voorwaarts gemaakt. Daarbij staat de vraag centraal hoe de gebruiker vindt dat een (zakelijke) applicatie, online werkplek of website functioneert. Een meer holistische benadering van monitoring is daarom ook niet meer weg te denken uit het moderne applicatielandschap. Hier doet next-gen monitoring – oftewel digital experience monitoring – zijn intrede.

Het doel van digital experience monitoring is het verzamelen van data over hoe het IT-landschap in zijn diversiteit acteert. Hierbij worden verschillende soorten monitoring ingezet, waaronder real user monitoring, end user monitoring en synthetische monitoring. Door de verzamelde data op de juiste manier te correleren, kunnen organisaties veel beter zien waar gebruikers problemen ondervinden en waar in het applicatielandschap deze problemen zich voordoen. Maar waar begin je?

Waarde van data

Om echt waarde uit data te halen, moeten organisaties allereerst goed weten hoe ze naar data moeten kijken. Een duidelijk beeld hebben van het applicatielandschap is hierbij essentieel. Wanneer niet duidelijk is wat bepaalde waarden of triggers vertegenwoordigen binnen het ecosysteem van een applicatie, is het heel moeilijk daar een waarde aan te hangen als vervolgactie of voorspelling.

Begin dus met het in kaart brengen van het IT-landschap door een visualisatie te maken van wat de organisatie in huis heeft. Kijk daarbij verder dan de interne IT-afdeling, en denk bijvoorbeeld ook aan de internetverbinding bij mensen thuis of de mobiele devices waarop gewerkt wordt. De IT-afdeling zal dus door het landschap heen moeten lopen om te snappen wat er gebeurt en wat relevant is.

Vervolgens moet een correlatie gemaakt worden op basis van triggers waarvan men weet dat ze belangrijk zijn voor de werking van de applicatie en de gebruikerservaring. Deze analyse moet worden gemaakt op basis van de kennis die een organisatie heeft van de applicatie, de onderliggende infrastructuur, het ecosysteem, enzovoort. Allemaal voorwaarden die niet standaard in een tool worden meegenomen. Het bepalen welke data gecorreleerd moet worden en op welke manier, blijft trouwens mensenwerk.

Datamoeheid

De functionele implementatie van een tool voor digital experience monitoring is dan ook cruciaal. Grote hoeveelheden data moeten op de juiste manier worden geanalyseerd en samengebracht in een overzichtelijk dashboard. Met behulp van technologieën zoals machine learning zijn organisaties tegenwoordig steeds beter in staat deze grote hoeveelheden (monitoring)data op gestructureerde wijze repetitief te analyseren.

Omdat het landschap, de wensen van gebruikers, en de manier waarop applicaties worden gebruikt veranderen, moet een continuous improvement cycle ervoor zorgen dat op den duur de juiste triggers geactiveerd blijven worden.

Door een monitoringtool gewoon ‘aan’ te zetten, komen er grote hoeveelheden data, triggers en alerts op een organisatie af, waardoor men al gauw door de bomen het bos niet meer ziet. Het (willekeurig) verzamelen van al deze data heeft als mogelijk risico het ontstaan van datamoeheid. Deze sortering is een continu proces en het is lastig te voorspellen hoe groot een dataset wordt of hoe vaak deze geraadpleegd moet worden. Een schaalbare cloudoplossing is dan ook noodzakelijk voor succes. Door vervolgens te concentreren op de metrics die het succes bepalen, wordt de hoeveelheid data effectief teruggedrongen – zonder dat dit leidt tot datamoeheid.

Dit is een ingezonden bijdrage van Ruben van der Zwan, CTO bij Sentia Group. Via deze link vind je meer informatie over de mogelijkheden van het bedrijf.