In 2013 bouwde NetApp IT zijn eerste Infrastructure-as-a-Service-portal. Hier kon toen een kleine groep super-users terecht voor het aanvragen van virtual machines en storage vanuit een service- catalogus. Het was mogelijk om binnen vijf minuten te beschikken over een complete infrastructuur met compute en storage. Het was onze eerste stap in IaaS.
Deze eerste portal – die we nCloud – noemden, besliste vooraf waar een workload naartoe ging: naar de public of private cloud, afhankelijk van de antwoorden op vragen in de catalogus. Diverse factoren speelden een rol: P1-geschiktheid, SOX-compliance, toegankelijkheid van de klant en hoe kritisch de applicatie precies was. Het klonk toentertijd geweldig, maar het was complex en kostte veel extra werk van het catalogusteam om alles te onderhouden en automatiseren.
Dit eerste-generatie IaaS-aanbod was beperkt tot super-users, een kleine groep mensen met veel technische kennis vanuit verschillende gebruikersgroepen. Zij wisten veel van infrastructuur en de kosten van public cloud versus private cloud. Hoewel deze gebruikers waardering hadden voor de snelheid waarmee compute en storage beschikbaar kwamen, was er voor hen niet veel flexibiliteit op het gebied van post-provisioning. Denk aan het toevoegen of verwijderen van volumes of het resizen ervan. Hiervoor was toch altijd de inzet van IT-operations nodig.
Tweede generatie IaaS
De herbouw van deze oplossing begon met de erkenning dat we bepaalde fundamentele features wilden behouden. Zo wilden we multicloud-opties blijven bieden, gebaseerd op de standaarden in onze catalogus of het onderliggende cloudbeslissingsraamwerk. Dat alles moest geïntegreerd en gepresenteerd worden aan eindgebruikers via een compleet self-service portal. We moesten verder onze standaardbenamingsconventies voor onze storage en servers (fysiek en virtueel) behouden, omdat we dan automatisch het eigenaarschap konden volgen via de configuration management database (CMDB).
Aangezien infrastructuur in onze CMDB is gekoppeld aan applicatie-eigenaarschap konden we de IaaS-gebruikersgroep uitbreiden buiten de super-users. Ook medewerkers voor primaire applicatieondersteuning kunnen nu terecht in de portal. Zij kunnen nu applicaties rechtstreeks registreren in de CMDB en naar buiten gerichte virtual machines in- of uitschakelen. Ook is het mogelijk om andere acties uit te voeren op virtual machines zoals het starten, stoppen, rebooten, resizen, creëren en verwijderen van images. Op het storage front zijn volumes toe te voegen, te verwijderen, resizen, mounten of los te koppelen. Ook zijn load balancers aan of uit te schakelen of aan te passen. De nieuwe IaaS-portal is full service met tabelgedreven opties en kostenschattingen. En alles is opgenomen in de CMDB voor zichtbaarheid en autorisatie.
Vandaag de dag is IaaS een van de vele diensten in onze CloudOne-omgeving. Onze ontwikkelaars en gebruikers profiteren van de DevOps-service, Container-as-a-Service (CaaS) en Database-as-a-Service (DBaaS). Onze publieke PaaS-marktplaats is in ontwikkeling en zal binnen enkele maanden beschikbaar zijn. Bekijk de onderstaande infographic en ontdek meer over de selfservicemogelijkhedden van onze CloudOne-portals.
Dit is een ingezonden bijdrage van NetApp. Via deze link vind je meer informatie over de mogelijkheden van het bedrijf.