4min

Tags in dit artikel

, ,

Inleiding: Linux, net even anders…

Wanneer je succesvol Linux geïnstalleerd hebt, is de eerste hobbel genomen voor het in gebruik nemen van je nieuwe OS. De meeste gebruikers zijn echter gewend om met een grafische omgeving het besturingssysteem te gebruiken. Ook in Linux is dit goed mogelijk met bijvoorbeeld KDE, Gnome en XfcE.

Wat echter wel eens vergeten wordt, is de kracht van de commandline. De native bediening van Linux gebeurt eigenlijk via de commandline. De grafische omgeving staat bij Linux los van het OS. Veel grafische "programma’s" zijn dan ook niet meer dan grafische schillen om het de gebruiker gemakkelijker te maken. In veel gevallen is het echter wenselijker om weer eens de commandline erbij te pakken om zo bijvoorbeeld wijzigingen in de configuratie aan te brengen. Zeker bij het onderhouden van een server op afstand (onder andere met behulp van telnet of SSH) is het enorm handig om een paar tips en trucs te kennen.

Voor wie is deze tutorial bedoeld?


Deze tutorial geeft informatie op basis-niveau. Hij is geschreven met het oog op degene die net met Linux begonnen is De praktijk leert dat de meeste mensen die nu met Linux beginnen, ervaring hebben met Windows 2000, XP of Vista. De grafische omgeving, waarmee bijna elke populaire Linuxdistributie mee start, is dan een prettige interface om Linux te leren.

Het wordt echter lastig, wanneer men gedwongen is de commandline te gebruiken. Veel mensen zien dan door de bomen het bos niet meer, vinden het vervolgens te moeilijk en laten tenslotte Linux links liggen. Erg jammer natuurlijk, want Linux is juist een systeem, wat zich ervoor leent om tot in de kleinste details aangepast te worden naar je eigen wensen en verlangens.

Nieuwe beginners moedig ik meestal aan met de open deur: "in het begin is het flink doorbijten, maar de aanhouder wint!" Hoewel de drempel om Linux te gebruiken tegenwoordig zover verlaagd is dat vrijwel elke PC-bezitter er theoretisch mee kan werken, kost het beginnen met Linux best wel wat zweetdruppels, voordat je het onder de knie hebt. Op internet is enorm veel informatie beschikbaar om je wegwijs te maken in Linux in de vorm van de fameuze "howto’s". Vaak geven deze wel de manier aan waarop iets gedaan moet worden, maar wordt er niet bij uitgelegd wat er nu precies gebeurt. Of een howto is weer net niet geschikt voor jouw distributie of juist weer veel te uitgebreid en te gespecialiseerd. Daarom zullen in deze tutorial alleen de basisfuncties van de commandline uitgelegd worden.

De kickstart


Als je een terminalvenster in Linux opent, zie je bijvoorbeeld:

PHP Code
1
[demo-user@demo-computer ~]$
Al bij het opstarten, geeft de commandline (nuttige) informatie: eerst wordt er aangegeven dat ‘demo-user’ is ingelogd op het systeem ‘demo-computer’. De tilde (~) betekent dat ‘demo-user’ zich bevindt in zijn persoonlijke map. Tot slot geeft het dollarteken ($) aan dat ‘demo-user’ een ‘gewone’ gebruiker is. (Dit laatste teken verschilt nog wel eens per distributie. OpenSUSE bijvoorbeeld gebruikt voor de user een ‘>’ om aan te geven dat het om een gewone gebruiker gaat.). Daarachter kan een command ingetikt worden.

In Linux zijn er grofweg twee soorten gebruikers: de root en de ‘rest’. Het grote verschil tussen deze twee groepen is dat de root alles (maar dan ook echt alles) mag doen in het systeem, terwijl alle andere gebruikers gebonden zijn aan beperkingen, restricties en privileges. Zoals een gewone user een ‘$’ aan het einde van zijn regel ziet staan, zo ziet de root er als volgt uit in diezelfde map van ‘demo-user’:

PHP Code
1
[root@demo-computer demo-user]# 
Je ziet dat het hier om de gebruiker ‘root’ gaat, die ingelogd is op het systeem ‘demo-computer’. Hij bevindt zich in de map ‘demo-user’, de thuisbasis van de gebruiker ‘demo-user’. Aan het einde zie je het hekje (#). Dit geeft aan dat de gebruiker "root-rechten" heeft.

De weergave van de commandline kan per distributie verschillen, maar de principes zijn overal gelijk.
In deze tutorial zal niet telkens deze hele regel weergegeven worden. Het wordt beperkt tot ‘$’ of "#" met daarachter een command.

Voordat er daadwerkelijk naar de commandline wordt gekeken, zal eerst algemene informatie gegeven worden over hoe het bestandssysteem in Linux is opgebouwd en wat voor bestanden je kunt tegenkomen. Daarna zal een overzicht geboden worden van belangrijke commands. In het vervolg worden twee onderwerpen wat verder uitgelegd: het rechtensysteem in Linux voor users, groups, dirs en programma’s en het gebruik van globbing en regex bij (geavanceerde) zoekopdrachten in het bestandensysteem.
Hieronder wordt nog eens een overzicht gegeven van de basics, die in deze tutorial behandeld zullen worden:
  1. Overzicht van het bestandensysteem
  2. Bestandstypen en directories
  3. Belangrijke commands
  4. Rechten voor users, groups, dirs en programma’s
  5. Globbing en Regex
  6. Verder dan de basis