1 min

Voordat opsporingsdiensten social media mogen aftappen om bewijs te verzamelen tegen een verdachte, moet de rechter vooraf deze tap toetsen aan rechtmatigheid en rechtvaardigheid. De huidige Europese richtlijn over dit onderwerp geeft te veel bevoegdheden aan opsporingsdiensten, waardoor de privacy van internetgebruikers in het geding komt.

Dat zei GroenLinks-Kamerlid Arjan el Fassed gisteren in een parlementair debat. Op dit moment onderhandelen de lidstaten over een nieuwe richtlijn welke regelt hoe Europese opsporingsdiensten online bewijs mogen verzamelen tegen verdachten. Zoals het er nu naar uit ziet zullen de lidstaten instemmen met verregaande bevoegdheden om verdachten te monitoren op internet. Het aftappen van social media is een van de potentiële bevoegdheden voor opsporingsdiensten.

El Fassed ziet niks in de huidige formulering van de Europese richtlijn, omdat het opsporingsdiensten in staat stelt ook bij buurlanden verdachten af te luisteren. Om de privacy van internetters te beschermen, diende het Kamerlid gisteren een motie in waarin hij de Nederlandse onderhandelaars vraagt om zich sterk te maken voor een "voorafgaande rechterlijke toets". Als de lidstaten niet willen instemmen met deze toetsing, dan moet Nederland niet instemmen met deze richtlijn.

De Tweede Kamer probeert al langer te achterhalen in welke mate social media worden afgetapt bij het verzamelen van informatie. Het kabinet weigert vooralsnog openheid van zaken te geven. Staatssecretaris Fred Teeven (Veiligheid en Justitie) heeft inmiddels tot drie keer toe geweigerd om de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Volgens Teeven is het bekendmaken van deze cijfers niet in het belang van de staat.