3min

Hardware

De voorkant van de D-Link DGS-3630-28PC wordt niet heel verrassend gedomineerd door netwerkaansluitingen. Er zitten nogal wat verschillende op, dus het is goed om ze even systematisch af te lopen. Allereerst zitten hier 20 RJ45-aansluitingen op met een maximale bandbreedte van 1 Gbps. Deze zijn bedoeld voor het koppelen van switches onderling. Daarnaast zien we vier 1Gbps RJ45-aansluitingen met een gele markering. Die zijn bedoeld voor het aansluiten van endpoints. Denk hierbij aan access points, VoIP-telefoons en dergelijke. Verder is er voorzien in SFP Combo-poorten (4 maal), waarmee je glasvezelverbindingen met een maximale bandbreedte van 1 Gbps kunt leggen. Helemaal rechts zitten de SFP+-poorten, die een bandbreedte bieden van 10 Gbps.

Alleen de SFP+-poorten kunnen gebruikt worden om tot maximaal negen switches te stacken. Het voordeel van het stacken van switches is dat ze dan allemaal tegelijk geadresseerd kunnen worden, alsof het één grote switch is. Dit stacken kun je doen volgens de Duplex Chain- of de Duplex Ring-topologie. Kies je voor het eerste, dan schakel je de switches als het ware in serie. Data kan maar een kant op gaan. Gaat een van de delen van de keten stuk, dan is alles wat erna komt niet meer bereikbaar. Bij Duplex Ring gaat data twee kanten op, omdat je de laatste weer teruglust naar de eerste. Als er dan een switch stuk gaat, functioneren de andere exemplaren in de stack gewoon nog. Voor de maximale full-duplex bandbreedte van 80 Gbps gebruik je alle vier de SFP+poorten, maar met twee van de vier kun je ook stacken. Je hebt dan alleen een bandbreedte van ‘slechts’ 40 Gbps. In het gesegmenteerde LED-schermpje kun je overigens het Stack ID zien en ook wat de status is. Je kunt er bijvoorbeeld zien welke van de switches de Master is.

Beheren

Voor het beheer zijn behoorlijk wat aansluitingen aangebracht. Allereerst is er de MGMT-poort, voor beheer van de switch over IP, zonder dat deze is aangesloten op het netwerk. Je kunt via Telnet, de webinterface of SNMP je beheer doen. Je kunt ook een ‘gewone’ aansluiting van de switch gebruiken om in te loggen op de webinterface. Hou er wel rekening mee dat deze aansluitingen in een andere IP-range zitten dan de MGMT-aansluiting. Werk je liever van de CLI, dan kun je dat doen via de Console-poorten. Je hebt daarbij de keuze uit RJ45 en Mini-USB. Links van de beheeraansluitingen zit nog een USB-aansluiting. Hier kun je een extern opslagmedium insteken met daarop een config-bestand of een nieuwe firmware. Die kun je dan op de switch zetten. De uiterst linkse RJ45-aansluiting is er eentje waarop je een externe sensor aan kunt sluiten bijvoorbeeld. Op het moment dat de temperatuur dan bijvoorbeeld te hoog wordt, of er rook wordt gedetecteerd, stuurt de switch automatisch een log uit.

De LED’s helemaal links geven je tot slot nog wat extra informatie. Heb je een optioneel verkrijgbare redundante voeding aangesloten op de switch, dan zie je dat hier bijvoorbeeld. Ook als een fan een foutmelding geeft, krijg je dat middels een LED te zien. Met het knopje kun je de weergave bij de poorten aanpassen. Wil je zien op welke poorten er PoE geleverd wordt, dan moet je even op dat knopje drukken. Standaard zie je de linkrate weergegeven bij de verschillende typen poorten.

Table of contents