1 min

Azure Container Instances (ACI), die het mogelijk maken om Linux- en Windows-containers te draaien zonder de virtuele machines waarop ze draaien te hoeven beheren, zijn nu voor iedereen beschikbaar. Dat nadat vorige zomer een previewversie gelanceerd werd.

Vicepresident van Azure, Corey Sanders, kondigde het nieuws in een uitgebreide blog aan. Hij stelt dat het een unieke technologie is, die het landschap van containertechnologie drastisch zal veranderen. Daarbij heeft Sanders ook een punt: het is de eerste dienst die serverloze containers aanbiedt in de publieke cloud.

Werking en kosten

ACI is ontworpen om alle beslissingen rond systeembeheer en load-based scaling door te schakelen naar de platformaanbieder. Dat houdt in dat ontwikkelaars simpelweg de code voor hun applicatie kunnen schrijven en daarbij niet hoeven na te denken over het opzetten van virtuele machines, het updaten van besturingssystemen of het overschakelen op bepaalde nieuwe hardware.

De ACI-containers kunnen gebruikt worden binnen de Azure-interface van Microsoft, maar ook binnen Kubernetes. De kosten worden berekend aan de hand van de benodigde processortijd en de hoeveelheid geheugen die de ACI-containers per seconde gebruiken. Dat komt neer op 0,000012 dollar per CPU-seconde en 0,000004 dollar per gigabyte aan geheugenseconde.

Kubernetes-ondersteuning

Toen ACI zich nog in de preview bevond, werd er Kubernetes-ondersteuning aangeboden met een experimentele brugfunctie tussen Kubernetes en de ACI-interface. Dat is ondertussen uitgebouwd tot een breder project dat Virtual Kubelet heet. Daarbinnen kunnen Kubernetes niet alleen containers beheren binnen ACI, maar ook binnen andere serverloze containerplatformen, waaronder Hyper.sh en Amazons Fargate.