7min

Tijdens de speciaal ingelaste analisten- en mediasummit in Austin, Texas, presenteerde Dell Technologies een compleet nieuw product. Met PowerOne zet het bedrijf een autonomous datacenter op de markt dat vrijwel al het werk van IT-operations uit handen neemt. Dit datacenter is ook te verkrijgen as a service of op basis van een consumptiemodel.

Het was een kwestie van tijd voordat we het eerste autonomous datacenter konden verwelkomen. Dell Technologies is nu de eerste partij met een dergelijke stap. Vermoedelijk zullen andere partijen snel volgen, zo verwachten we van HPE nog zeker een vergelijkbaar product dat gebaseerd zal zijn op hun HPE Infosight database.

Het is echter Dell Technologies dat nu met de primeur komt van een compleet autonoom datacenter, waarbij enorm veel werk uit handen wordt genomen.

Wat is de Dell PowerOne?

De Dell PowerOne is een autonoom datacenter en bestaat eigenlijk uit allemaal al bestaande Dell Technologies-oplossingen die aan elkaar zijn geknoopt door middel van een softwarelaag, een software-defined datacenter. Als je als bedrijf ervoor kiest om Dell PowerOne af te nemen, dan begint dat bij een compleet rack. Daarna kan er nog flink opgeschaald worden. Standaard zit er in een PowerOne-rack minimaal één PowerMax voor het opslaan van data, een PowerSwitch met 100 GB aan fabric om de connectiviteit tussen alle onderdelen te voorzien en één compute pod waar 8 nodes in zitten. Dat is de basislayout van een PowerOne, die configuratie van de PowerMax en van de nodes is natuurlijk nog compleet naar wens samen te stellen. Ook kunnen er meerdere PowerMax opslagservers worden gecombineerd en kan het aantal nodes worden opgevoerd tot 240. Daarvoor zijn wel meerdere racks nodig.

Uiteindelijk wil Dell Technologies de PowerOne zeer schaalbaar maken, waardoor het autonomous datacenter flink schaalbaar is en kan voorzien in elke behoefte. Ook sluiten we op basis van de woorden van een aantal executives niet uit dat er in de toekomst ook nog andere uitbreidingen gaan volgen.

Hoe wordt een PowerOne samengesteld?

De PowerOne is een autonoom datacenter, maar de configuratie en de wensen van klanten loopt uiteen. We vroegen ons dus af hoe Dell Technologies hiermee om gaat, want het ligt voor de hand dat dit uitdagingen met zich meebrengt. Als je moet opschalen is het wel van belang dat dit mogelijk is en dat het systeem weet welke resources nodig en daadwerkelijk beschikbaar zijn. Misschien zijn bepaalde storage arrays beter te verdelen, om toch tot hoge IOPS te komen. Dat ligt misschien voor de hand, maar mensen denken anders dan machines. Die logica moet er dus wel inzitten.

Aan ons is uitgelegd dat bij het samenstellen van de eerste PowerOne-configuratie heel goed wordt gekeken wat de klant daadwerkelijk op de PowerOne wil gaan draaien. Of dit nou een Sharepoint-omgeving is, Windows-servers, een groot datalake of een paar duizend VMware virtual machines, de eerste configuratie moet passen bij de wensen van de klant. Die eerste match is zeer belangrijk, omdat je anders direct na het in productie nemen van de PowerOne allerlei kostbare aanpassingen moet gaan doen.

Dell Technologies heeft hiervoor een speciaal programma opgezet, om het aantal processoren, rekenkernen, werkgeheugen, opslagcapaciteit in kaart te brengen. Zo komt er een daadwerkelijke PowerOne-configuratie uit de bus rollen. Een configuratie is echter niet het enige wat eruit komt rollen, ook een compleet bekabelingsplan en de configuraties van de nodes en PowerMax-servers is daarmee direct duidelijk.

Zodra de klant zijn order definitief maakt gaan alle configuraties en details naar een Dell-fabriek en worden deze plannen exact zo uitgevoerd. Het rack wordt inclusief bekabelingsplan exact zo gebouwd om vervolgens kant en klaar bij de klant te worden geleverd. Als laatste wordt de configuratie ook nog ingeladen in de software defined datacenter-laag die over de hardware heen draait. Zo weet de omgeving exact welke resources er beschikbaar zijn, hoe die zijn ingedeeld en verdeeld over de verschillende racks en nodes.

Hoe wordt een PowerOne Autonomous Datacenter beheerd?

Bij de term Autonomous Datacenter worden beheer- en onderhoudstaken uit handen genomen, al kan niet alles uit handen worden genomen. Ergens moet bijvoorbeeld aangegeven worden wat voor omgeving je nodig hebt. Daarvoor is er zowel een control panel ontwikkeld als een set API’s. De grootste verwachtingen heeft Dell uiteindelijk van de API’s, want daarmee kan ook het laatste stuk worden geautomatiseerd vanuit een centrale omgeving.

Binnen het control panel zijn er drie zogenaamde assists beschikbaar, assistenten die je helpen een taak uit te voeren. De launch assist, lifecycle assist en de expansion assist.

Launch assist

De launch assist is ontworpen om een complete private omgeving aan te maken met een hoeveelheid storage, compute en geheugen. Ook kan eventueel een doelstelling worden gedefinieerd, zodat bijvoorbeeld vSphere kan worden uitgerold en men direct aan de slag kan met een VMware-omgeving. Dit klinkt allemaal enorm simpel, maar dat is het zeker niet.

Normaliter zou je dit allemaal met de hand moeten doen. Je bepaalt dan zelf welke servers en storage je inzet, maakt zelf de storage array aan en legt de koppelingen tussen alle componenten. Ook zal je zelf vSphere moeten uitrollen. Alles bij elkaar zijn dit volgens Dell zo’n 2000 configuratiehandelingen die uit handen worden genomen. Het is iets wat alles bij elkaar weken in beslag neemt en middels de launch assist binnen een paar minuten kan worden gerealiseerd. Daar zit dus de eerste echte winst.

Lifecycle assist

De tweede assistent is de lifecycle assist. Deze biedt de mogelijkheid om alle software automatisch te beheren. Denk hierbij aan alle firmware die op de servers aanwezig is, van BIOS tot aan de RAID-controller, maar ook bijvoorbeeld vSphere. Met de lifecycle assist kan je alle software automatisch laten bijwerken en vSphere upgraden naar een nieuwere versie. Dit is ook allemaal geautomatiseerd, zodat je er geen omkijken naar hebt.

Expansion assist

Tot slot is er de expansion assist. Het kan natuurlijk altijd voorkomen dat een omgeving tegen zijn limieten aan loopt: of het nou een gebrek aan storage is, of simpelweg te weinig nodes met geheugen en compute. Dan is de omgeving uit te bouwen met extra racks die allemaal kunnen worden gekoppeld om de omgeving groter te maken. Zodra hier sprake van is, moet er handmatig met de expansion assist worden gewerkt zodat de configuratie parameters van de hardware bijgewerkt kunnen worden. Op die manier kunnen de AI- en machine learning-algoritmes van het software-defined datacenter betere analyses doen hoe omgevingen efficiënter zijn in te richten. Die zijn er bijvoorbeeld op gericht om noisy neighbours te voorkomen. Als je een aantal storage arrays hebt met veel hoge IOPS en een aantal met hele lage IOPS, dan is het verstandiger om de hoge met de lage te combineren om dezelfde fysieke hardware naast elkaar te hebben.

Ook wil je een storage array voor VM’s vaak apart zetten van bare metal instances, want ook die behoren tot de mogelijkheden met PowerOne.

Hoe heeft Dell dit software-defined datacenter gebouwd?

Zoals eerder vermeld bestaat de PowerOne uit een rack met allemaal bestaande Dell-producten, van een PowerMax storage server tot PowerEdge-servers die in een blade vorm in een Compute Pod worden geprikt. Dat alles is met een PowerSwitch fabric aan elkaar geknoopt. Daarbovenop draait het software defined datacenter.

Ook daar wilden we natuurlijk meer over weten, want bij dit autonomous datacenter is de hardware uiteindelijk het minst innovatief. Het gaat om de software die dit mogelijk maakt. Deze bestaat uit verschillende open source-technologieën die zijn samengevoegd. Zo maakt Dell gebruik van een groot aantal Kubernetes-containers gecombineerd met Ansible-playbooks om het autonomous datacenter te bouwen en te onderhouden.

Zodra de machine learning-engine detecteert dat er een taak moet worden uitgevoerd worden er containers opgestart om deze handelingen uit te voeren. Dat kan zijn door simpelweg een Ansible playbook af te draaien of door echt bepaalde omgevingen te verplaatsen en te optimaliseren over de beschikbare hardware. De taken die automatisch gebeuren kunnen zeer uiteenlopen. Wel voorziet Dell dat de ontwikkelingen zeker op het gebied van Kubernetes nog veel groter kunnen worden, waardoor er nog meer waarde is te halen uit dit autonomous datacenter. Dell sluit in de nabije toekomst dan ook niet uit nog meer nieuws te hebben rond het PowerOne autonomous datacenter, met het oog op nieuwe features, mogelijkheden en producten.

PowerOne als extensie van de cloud

Er is al veel gezegd en geschreven over de hybrid cloud, waarbij de on premise-omgeving kan bursten naar de cloud of kan samenwerken met een cloudomgeving. Vaak wordt daarin de on premise-omgeving als basis genomen. PowerOne zou in theorie een nieuwe stap kunnen betekenen, een soort hybrid cloud next generation.

Voordat het zover is moet Dell nog wel wat deals sluiten met de grote hyperscalers om PowerOne te laten certificeren voor hun on premise-technologie. Bijvoorbeeld voor Azure Stack van Microsoft of AWS Outpost. Als dat gebeurt zou het mogelijk kunnen worden om de sneltrein van cloudtechnologie ook on premise te krijgen.

Hierbij koppelt een bedrijf zijn PowerOne autonomous datacenter aan zijn public cloud-account. Vervolgens neemt de hyperscaler de regie over. Door middel van de beschikbare API’s worden de omgevingen ingericht en de cloudproducten on-demand uitgerold. Bedrijven kunnen dan als het ware hun eigen regio of availability zone uitrollen in hun eigen datacenter. Er is veel vraag vanuit enterprise-organisaties voor meer controle over data en de discussie over wat waar draait lijkt ook oneindig. Enterprise-organisaties willen tegelijk echter wel profiteren van de snelle innovatieve ontwikkelingen die de cloud met zich meebrengt. Dit zou het beste van twee werelden kunnen zijn. Zeker omdat PowerOne veel meer schaal brengt.

We hebben inmiddels gesproken met AWS en het idee achter de PowerOne aan hun voorgelegd, zij stellen dat de kans erg klein is dat ze de PowerOne zullen omarmen. AWS Outpost draait op dit moment op hardware die mede door AWS is ontwikkeld. Hierdoor kan AWS Outpost juist zo goed werken als extensie van de cloud en kunnen er voordelen worden behaald. Die zouden wegvallen bij de PowerOne. Daarnaast is Outpost volgens AWS ook enorm schaalbaar. AWS valt dus af, Google doet alleen Kubernetes on premise, dan blijft Azure met Azure Stack als enige over.

PowerOne is al met al wel een interessante ontwikkeling, de vraag is alleen of Dell niet gewoon te laat is. We verwachten dat andere bedrijven, zoals een HPE, Lenovo en Huawei hier ook nog wel op een of andere manier op in zullen gaan spelen. Daarmee blijft het hebben van een eigen datacenter, zonder de lasten van hoge beheerkosten en personeel wellicht toch een optie.